Pop Art

Pop Art (afkorting van popular art) is de naam van een stroming in de beeldende kunst uit de vijftiger jaren van de 20e eeuw. Verschillende figuratieve Pop Art stijlen ontwikkelden zich gelijktijdig in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten. In Frankrijk ontstond een verwante stroming: Nouveau Réalisme. In feite was er in alle landen waar industrialisatie en commercie een grote ontwikkeling doormaakten wel sprake van een vorm van Pop Art, gekleurd door de traditie van de eigen cultuur.
Op de tentoonstelling 'This is tomorrow', in 1956 georganiseerd in Londen, was de opkomende Pop Art voor het eerst te zien. De popart-kunstenaars vonden inspiratie in de media: strips, advertenties, foto's uit kranten en tijdschriften, pin-up's, foto's van beroemde personen en filmsterren. Ook kozen zij artikelen uit de supermarkt en massaproducten als kleding, huishoudelijke apparaten, voedsel in blik, of etenswaren - bijvoorbeeld hamburgers en sandwiches - tot voorbeeld. Of auto's en de moderne, perfecte modelwoning. Kunstenaars beeldden deze op groot formaat af en/of gaven ze in een ongewoon perspectief weer. Verschillende pop art-kunstenaars verdienden hun brood als reclameschilder voordat zij ontdekten dat hun beeldtaal ook in de kunst toegepast kon worden. De ontelbare producten die zij realistisch en op groot formaat afbeeldden, werd een nieuwe beeldtaal waarin een beperkt aantal symbolen voor herkenbaarheid zorgde.

Op de eerste tentoonstelling in 1956 was deze collage te zien van de Britse kunstenaar Richard Hamilton.
De titel was: 'Just what is it that makes today's homes so different, so appealing?' (Hoe komt het toch dat de huizen van tegenwoordig zo anders, zo aantrekkelijk zijn?). Het verhalende aspect in deze vroege collage is kenmerkend voor de Engelse Pop Art, maar toont ook alle elementen die in de Amerikaanse Pop Art uitgangspunt zouden worden: populaire consumptieartikelen, een filmposter, pin-up's, reclame en merknamen. Het woord POP is te zien, de collage verbeeldt de moderne, gecommercialiseerde samenleving met stripverhalen, een bandrecorder, een stofzuiger, en een televisie. De collage toont de symbolen van welvaart op een herkenbare en ongecompliceerde manier, zonder ingewikkelde theorieën. Hamilton bracht hier de welvaart van het ‘ideale echtpaar’ in beeld, hun welvaartsproducten en de huishoudster. De man en de vrouw showen beiden het ‘ideale lichaam’.

Pop Art beelden kwamen uit de consumptiemaatschappij waarin de levensstandaard zo verhoogd was dat mensen allerlei nieuwe producten konden aanschaffen. Andy Warhol stelde: "Het mooiste van Amerika is dat de rijkste consumenten in feite dezelfde dingen kunnen kopen als de armsten. Als je TV zit te kijken en Coca Cola ziet, weet je dat de president cola drinkt, Liz Taylor cola drinkt en, kijk, jij zelf kunt ook cola drinken."

Pop-Art toonde dingen uit het dagelijks leven waar je meestal niet bewust naar kijkt. Niemand had ooit een hotdog in een realistisch stilleven afgebeeld. De Pop-Art kunstenaars van het eerste uur waren billboard-schilders voor bioscopen en reclamebedrijven die niets moesten hebben van theoretische onderbouwing.

In tegenstelling tot het abstract expressionisme werd bij Pop Art elke emotionele relatie van de kunstenaar met het kunstwerk voorkomen. Het werk bleef met opzet inhoudsloos. De pop art-kunstenaar wilde ook niet de indruk wekken dat het kunstwerk handwerk is. Daarom maakte hij vaak gebruik van onpersoonlijke, mechanische druktechnieken uit de reclame, zoals de zeefdruk, of hij werkte met rasters en fotografische procédé's. De keuze voor alledaagse onderwerpen werd vaak benadrukt door een scherpomlijnde, fotografische weergave met aandacht voor details. Fotomontage, collage en assemblage werden veelvuldig toegepast.
Sommige popkunstenaars namen ook deel aan happenings.
Andy Warhol Marilyn 1962 Na de dood van filmster Marilyn Monroe maakte Warhol van één portretfoto een serie zeefdrukken in verschillende kleuren. 
Pop Art wordt ook wel Neo-Dada genoemd, omdat er bestaande voorwerpen werden gebruikt. Maar in tegenstelling tot de kritische, anarchistische instelling van Dada stond de popkunstenaar positief ten opzichte van de moderne maatschappij. Hij was nooit satirisch of negatief, ook al benaderde hij zijn onderwerp soms humoristisch. De realiteit en maatschappij werden geaccepteerd zoals ze zijn, en op een directe wijze in de kunst­werken weergegeven.

Pop Art is het bekendst geworden door een groep kunstenaars uit de Verenigde Staten, met name uit New York. Hier veroorzaakte het veel ophef ('pop' betekent ook 'knal'). Die schok, opgeroepen door de bad taste van de Pop Art, had een tweeledig resultaat: enerzijds totale verguizing, anderzijds verafgoding. In de kritieken werd de Pop Art afgedaan als: "een kleine kliek kunstenaars, verzamelaars en handelaars die er in slaagde een nieuwe kunstbeweging uit de grond te stampen om er hun slag mee te slaan." De moderne kunstwereld vond dat de Pop Art verraad pleegde aan de moderne kunst, die met zoveel moeite het imago van intellectuele, emotionele en serieuze bezigheid had verworven. Maar tegelijkertijd beseften critici ook wel dat wat er nu met de kunst gebeurde toch iets moest betekenen.

kenmerken van Pop Art
  • Figuratief
  • Speels gebruik van de symbolen van de Westerse consumptiecultuur. Ironie en humor.
  • Gebruik van commerciële materialen en voorwerpen, producten uit het leven van alledag.
  • De beeldende middelen worden gebruikt als bij reclame, film, televisie, affiches en strips. Vervreemding door vergroting of herhaling, of door gebruik van ongebruikelijke materialen. 
  • Een collage-achtig uiterlijk, zowel in twee- als driedimensionale beelden.
  • Geen persoonlijk handschrift van de kunstenaar. Soms laat hij werk zelfs door anderen uitvoeren. De kunstenaar gebruikt vaak 'ready mades': kant-en-klare, bestaande voorwerpen.
  • De identiteit van de kunstenaar, zijn imago, wordt soms zorgvuldig opgebouwd.
New York

De schilders Robert Rauschenberg en Jasper Johns kunnen voorlopers genoemd worden. Zij vormden een schakel tussen het Abstract Expressionisme en de Pop Art.
Aan hun werk is te zien dat ze vertrouwd waren met de verfbehandeling van de Abstract Expressionisten.
Rauschenberg's 'combines' houden het midden tussen schilderijen en sculpturen. De combinatie van alledaagse voorwerpen, nagellak, tandpasta, verf en een schilderstijl die abstract-expressionistisch aandeed zorgde voor een schandaal in de New-Yorkse kunstwereld.
Robert Rauschenberg  Pelgrim 1960 - combine-painting
olieverf potlood, foto's en stof op doek met beschilderde houten stoel.
Vooral Robert Rauschenberg vervulde de rol van bruggenbouwer tussen het Abstract Expressionisme en de Pop Art. Zijn oeuvre bestaat vooral uit combine-paintings: combinaties van een schilderij met een of meer (gevonden) drie-dimensionale voorwerpen. Door in doeken foto's, ansichtkaarten, reproducties, kauwgumplaatjes, opgezette dieren, Coca-Colaflesjes en andere 'ready-mades' op te nemen, verbond Rauschenberg de passie van de action-painters (dik opgebrachte verf) met de 'onverschilligheid' van de Pop Art. Je kan zeggen dat hij ernst met ironie combineerde.
Rauschenberg en Johns vonden de ideeën van hun vriend, de musicus John Cage, zeer inspirerend. Volgens Cage moesten kunst en leven één geheel vormen. Alledaagse geluiden (zoals het voorbijrijden van een auto) waren voor hem net zo belangrijk als gecreëerde geluiden. Elke hiërarchie moest uit de kunst verdwijnen, en hij vond toeval en herhaling belangrijk.

1. Pop Art reageerde op de oppervlakkigheid, die (in de ogen van de kunstenaars) bezit hadden genomen van de consumptiemaatschappij. Er werd zichtbaar gemaakt hoe het individuele smaakgevoel wordt beïnvloed door reclame, tijdschriften, tv en film, doordat sommigen kolossale werkstukken maakten, of eindeloze reeksen identieke portretten vervaardigden.

2. Pop Art was ook een reactie op het Abstract Expressionisme, de heersende kunststroming in Amerika.
Pop Art kunstenaars probeerden enige afstand van hun werk te nemen, in tegenstelling tot de kunstenaars van het Abstract Expressionisme.
Deze 'objectiviteit' sluit aan op de vervreemdingstheorie van Bertolt Brecht; die vond dat een toneelstuk opzettelijk afstand moest scheppen ten opzichte van de toeschouwer. Een kunstwerk moest je naar zijn mening niet uitnodigen om jezelf er mee te identificeren, maar je juist uitnodigen om er een oordeel over te vormen.

Kunstenaars:
Engeland:
De Engelse Pop Art is schilderachtiger, meer associatief, anekdotisch en ook autobiografischer dan de Amerikaanse Pop Art.
Peter Blake (1931) boven: zelfportret met Elvis
Het werk van Peter Blake is een beetje nostalgisch, vaak in een traditionele schilderstijl, maar hij verwerkt in zijn schilderijen ook badges, scrabble- of plakletters, poëzieplaatjes en speelgoed. 
Zijn grote bewondering voor popidolen en filmsterren als Elvis Presley en James Dean is goed te zien op de hoes van het Beatles-album Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band:
Peter Blake hoes voor de beatles-LP "Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band" 1967
Naast de Beatles (tweemaal afgebeeld, ook in flitsende kostuums) zijn in de collage o.a. Marilyn Monroe en Charlie Chaplin in de vrolijke groep figuren te ontdekken. Blake plaatste zijn idolen op een voetstuk, een eerbetoon, zonder de ironische afstandelijkheid van Warhol.

Richard Hamilton (1922-2011) 
In Hamiltons collage met strips, reclameborden en merknamen en het absurd geïdealiseerde echtpaar is een verhaal te lezen. Als pop art-kunstenaar koos hij zijn onderwerpen uit het leven van alledag. In het moderne stadsbeeld zijn overal merknamen en afbeeldingen van filmsterren te zien. Dit zijn de symbolen van welvaart. De Pop Art kunstenaars zetten zich niet af tegen deze opkomende welvaart, maar maken juist gebruik van die cliché's uit de consumptiemaatschappij. Daarom is pop art ook populair bij het gewone publiek. Het werk is herkenbaar en ongecompliceerd: geen ingewikkelde theorieën meer.

David Hockney (1937) 
Na zijn eerste tentoonstelling in 1961 was deze Engelsman op slag beroemd. In zijn werk onderzocht hij 'conventies': de manieren (cliché's) waarop kunstenaars bijvoorbeeld kabbelend water in een zwembad weergeven. Later werk, vaak met een verhalend element in zijn kenmerkende, ogenschijnlijk kinderlijke stijl, heeft het leven van rijke mensen tot onderwerp. Een luilekkerland met palmen, zwembaden en moderne gebouwen met veel glas. Toch vindt Hockney zelf dat hij geen pop art maakte.
David Hockney  Beverly Hills Housewife  1966  acryl op twee doeken  183x366 cm
Amerika

Robert Rauschenberg (1925-2008)
Rauschenberg zonder titel
Rauschenberg haalde zijn onderwerpen vaak letterlijk uit het dagelijks leven, door foto's uit kranten en tijdschriften te scheuren en er een collage van te maken.

Rauschenberg gebruikte zelfs echte voorwerpen, 'ready mades', in het kunstwerk. Het combineren van schilderen met collage en concrete voorwerpen noemt men combine painting. Deze techniek werd door hem voor het eerst toegepast. 

In zijn combines groepeerde Rauschenberg associatief allerlei beeldmateriaal rond één thema. In Rebus uit 1955 stond bijvoorbeeld het thema 'vliegen' centraal: foto's van een bij, een libelle, een muskiet, het oog van een vlieg, gecombineerd met de 'winden' uit "de geboorte van Venus" van Botticelli.

Jasper Johns (1930) boven links: Jasper Johns: drie vlaggen 1958
Johns was een boezemvriend van Rauschenberg. Toch gooide hij het als kunstenaar over een andere boeg. Hoewel ze hetzelfde huis en atelier deelden, en in tijden van armoede gezamenlijk als etaleurs voor chique winkels in New York werkten, was er een fundamenteel verschil tussen de uitbundige aanpak van Rauschenberg en de filosofische aanpak van Johns. Maar ze probeerden allebei om los te komen van het Abstract Expressionisme.

Johns maakte van de Amerikaanse vlag, het nationale symbool, een schilderij in encaustiek, een traditionele techniek met was. Dat gaf een zacht, levendig oppervlak dat contrasteert met het vlakke, prozaïsche beeld. Bekijk je het doek nauwkeuriger, dan is te zien dat de was over krantenknipsels is aangebracht.


Daarnaast schilderde Johns schietschijven, en werken waarin cijfers en letters het uitgangspunt vormden. Deze onderwerpen zijn een herkenbaar gegeven, een soort objet trouvé. Landkaarten, vlaggen, schietschijven, cijfers en letters worden door iedereen onmiddellijk herkend.

Jasper Johns bierblikjes 1964
Deze blikjes uit 1964 bestaan uit een bronzen afgietsel van twee bierblikjes op een sokkel. Op de blikjes zijn de etiketten zeer zorgvuldig nageschilderd. De banaliteit (het alledaagse, gewone) van de oorspronkelijke objecten krijgt hier een strenge formele nadruk in het bronzen oppervlak, de geschilderde etiketten en de compositie: de oorspronkelijke identiteit wordt verwisseld met een esthetische identiteit.

Johns' banale onderwerpen benadrukken dat hij aan een schilderij geen betekenis geeft, behalve wat het publiek erin ziet. Over het bronzen afgietsel van twee bierblikjes gaat het verhaal dat het gemaakt zou zijn nadat Johns zijn galeriehouder had horen beweren alles te kunnen verkopen, zelfs een paar bierblikjes. Het illustreert de wending in het denken over kunst. Het geeft weer hoe de kunsthandel met Pop Art in die jaren evolueerde tot big business. 'Populair' en 'triviaal' waren niet langer scheldwoorden, maar werden de kernpunten van een nieuwe kunstopvatting die de grenzen tussen de kunst en het leven op wilde heffen.

Roy Lichtenstein (1923-1997)
Roy Lichtenstein haalde zijn inspiratie uit kranten en tijdschriften: fragmenten uit stripverhalen waarin stereotiepe emoties verbeeld werden. Die kopieerde hij uitvergroot op enorme doeken. Zijn blow-ups van banale strips met sentimentele, kitscherige onderwerpen zijn ook een echo van de onpersoonlijke cultuur: heldensymboliek en bakvissensentiment in een nauwkeurig gekopieerde onpersoonlijke stijl.
Lichtenstein schilderde de oorspronkelijke rasterdruk van zijn strips minutieus in olieverf na. Hij maakte van de strenge stilistische beperkingen die hij zichzelf oplegde, zijn handelsmerk.
Roy Lichtenstein zocht zijn motieven dus ook in de consumptiemaatschappij. Zijn kunst is gewoon herkenbaar voor iedereen: "Sinds Cézanne is de kunst onrealistisch geworden, uitsluitend op zichzelf betrokken. Maar Pop Art houdt zich bezig met de moderne wereld en accepteert ze zoals ze is."

Tom Wesselmann (1931-2004)
Het oeuvre van Tom Wesselmann bestaat eigenlijk uit één grote serie: Great American Nude. Hij brengt in beeld hoe in reclame, maar ook in pornografie, het 'kunsthistorische' naakt uit de klassieke schilderkunst gebruikt wordt. Daarin worden Titiaan, Giorgione, maar ook Matisse, geschikt gemaakt voor de genotindustrie. Zijn figuren liggen, net als op pornofoto's, in clichématige interieurs. Soms worden de vrouwen in stillevens geplaatst met afbeeldingen van voorwerpen die bepaalde associaties oproepen: sigaretten of flessen en vazen als fallische symbolen, gecombineerd met fruit als vruchtbaarheidssymbool.
Wesselman werkt sterk met overlapping en 'plans'. Het een wordt voor het ander gemonteerd, zoals bij de coulissen van een toneelvoorstelling. Deze ruimtelijke scheiding, samen met de variatie in schaal (een sinaasappel op de voorgrond kan net zo groot zijn als een menselijke figuur op de achtergrond) geeft ieder element in het geheel een eigen identiteit.
Tom Wesselmann badkamer 1963

Zijn latere werken worden levensgrote decors met betegelde wanden, telefoons, spelende radio's en ventilatoren. Beschilderd doek wordt gecombineerd met echte badkameraccessoires: een houten deur met een handdoekenrekje, een lichtknop, een wasmand, een badmat... Het douchegordijn in badkamer doet denken aan een toneelgordijn dat aan de kant wordt geschoven om de scène op het toneel te laten zien aan het publiek. Het werk is een geschilderde 'vertaling' van een vrouw die in de douche staat en zich afdroogt. De figuur belichaamt het slanke, vrouwelijke prototype waar in reclameadvertenties de voorkeur aan wordt gegeven. In dit kunstwerk wordt ze gepresenteerd als een anoniem persoon met de nadruk op seksuele details. Omdat de vrouw geen gezicht heeft kan ze niet worden gezien als een portret. Het emotieloze karakter van de persoon correspondeert met de cleane, steriele sfeer van de badkamer. 
Het werk is een levensgrote assemblage. Het lijkt zelfs op een environment, maar Tom Wesselman zegt hierover: "Het is niet de bedoeling dat men over mijn vloerkleedjes loopt". Afstand houden is belangrijk.

Andy Warhol (1928-1987)
Andy Warhol beleefde het klassieke Amerikaanse succesverhaal: 'van bedelaar tot miljonair'. Geboren in de sloppenwijken van Pittsburgh, als kind van arme Tsjechische immigranten en begonnen als reclametekenaar, groeide Warhol uit tot een succesvol kunstenaar. Hoewel hij rijk en beroemd werd, cultiveerde Andy Warhol een beeld van zichzelf als non-personality. Als cult-hero droeg hij de onechte en oppervlakkige wereld van filmsterren en andere societyfiguren met zich mee.

Hij ontwikkelde een emotieloze, afstandelijke stijl: blikjes Campbell's soep, coca-colaflessen en vooral (veel) dollarbiljetten, omdat hij daar het meest van hield. Hij trok zich niets aan van alle waarden die tot op dat moment de beeldende kunst haar status hadden gegeven: individualiteit, emotie, eeuwigheidswaarde en uniciteit waren niet aan hem besteed. Andy reproduceerde gewoon cultuurindustriële producten. Kunst werd een consumptieartikel.
Hij haalde zijn afbeeldingen niet letterlijk uit zijn omgeving door ze uit tijdschriften te scheuren en op te plakken, zoals Hamilton en Rauschenberg dat deden, maar hij reproduceerde het onderwerp door het te zeefdrukken. Meestal fotografeerde hij zijn onderwerpen zelf. Hierna kon hij het reclameartikel (of de filmster) door middel van de zeefdruktechniek in grote oplage afdrukken.
Andy Warhol boxes
Warhol maakt in 1964 een grote serie dozen, die exacte kopieën zijn van verpakkingsdozen van Brillo zeep: Brillo Boxes. Het zijn deels kartonnen dozen, deels massief houten blokken, waarop in zeefdruk de originele opdrukken zijn gekopieerd. Warhol imiteert het massaproductieproces en de reclametaal door het effect van de herhaling van de Brillo-opdruk. Warhol ontkent daarmee elke visie of bedoeling in de dozen. Het een uiting van pure acceptatie van de maatschappij.
Warhols 'Box Show', een tentoonstelling in 1964, bestond uit stapels dozen die een nabootsing waren van dozen uit de supermarkt, met verschillende merken in zeefdruk op de zijkanten (Brillo, Heinz, Del Monte, Campbells). Het idee, zowel 'dom' als complex, was het meest belangrijk.

Tot aan Warhol en Duchamp behoorde het tot het wezen van de kunst om niet zozeer een afbeelding van de werkelijkheid te zijn, maar om een illusie van werkelijkheid op te roepen. Aan deze geschiedenis komt een eind, wanneer werkelijkheid en denken over de werkelijkheid in elkaar opgaan. Zet je bijvoorbeeld een Brillo-doos of een urinoir in het museum, dan maakt het denken (of een theorie over kunst) van de Brillo-doos/urinoir kunst.

Claes Oldenburg bewonderde deze tentoonstelling. Het was volgens hem: 'een heldere manier om iets duidelijk te maken; ik bewonder dat .... er is sprake van vervreemding van de echte dozen; zij worden een object dat niet echt een doos is, en dus vormen zij op een bepaalde manier de illusie van de doos en dat brengt ze binnen het terrein van de kunst.'

Maar niet iedereen dacht er zo positief over: de eigenaar van een galerie in Toronto moest voor Warhols dozen flink wat omzetbelasting betalen: de werken werden niet als kunst beschouwd. De woedende galeriehouder beschuldigde de regering ervan Canada tot mikpunt van spot te maken in de kunstwereld. Maar de directeur van de National Gallery die een certificaat moest afgeven waarmee kunstwerken belastingvrij konden worden ingevoerd, bleef op zijn stuk staan. Volgens deze professor aan de universiteit konden de gereproduceerde kartonnen en blikjes echt niet als beeldhouwwerk worden geclassificeerd.

Warhols kunst betekent óf niets óf heel veel: je loopt er aan voorbij, of het zet je aan het denken. Maar zijn eigen uitspraken hierover moedigen daar niet toe aan: "Mijn schilderinstinct zegt: Als je er niet over nadenkt, is het goed. Zo gauw je moet gaan beslissen of kiezen, gaat het fout. Ik weet dat mijn denktijd niets waard is. Ik ga er vanuit dat ik alleen word betaald voor mijn doe-tijd".
Andy Warhol
5 doden 17 maal in zwart en wit  1963
Warhol kocht een groot atelier dat hij the Factory noemde. Met behulp van vrienden produceerde hij zeefdrukken in grote oplagen. Elke maand konden er zo'n 100 kunstwerken worden verkocht. Hij begon ook films te maken, die saaiheid als belangrijkste onderwerp leken te hebben: de camera was soms urenlang op een voorwerp of een bepaalde persoon gericht... 
"Ik hou van saaie dingen. Het is prettig om gewoon voor het raam te zitten en naar buiten te kijken... mijn films zijn gewoon een manier om de tijd te vullen".
Na verloop van tijd werd de Factory bewoond door een gezelschap van weggelopen meisjes uit 'keurige' families (waaronder Nico), muzikanten (the Velvet Underground), travestieten, louche figuren en drugsverslaafden. Warhol filmde het gezelschap: "Ik laat de camera net zo lang lopen tot de film opraakt, want op die manier kan ik de mensen betrappen als ze zichzelf zijn". "Iedereen zou 15 minuten lang beroemd moeten zijn".

Warhol kopieerde krantenfoto's van verkeersongelukken, vergrootte ze, en drukte ze in veelvoud af. Deze Disaster- zeefdrukken zijn een zinspeling op sensatiezucht en voyeurisme. Door de herhaling en het snapshot-karakter ontstaat er een koele, ironische afstand tussen de kijker en het onderwerp. Het vestigt de aandacht op onze morele onverschilligheid wanneer we in de krant met dagelijkse calamiteiten worden geconfronteerd. 'Als je een gruwelijk schilderij steeds maar weer opnieuw ziet, heeft het geen enkel effect meer'.

Claes Oldenburg (1929)
Claes Oldenburg wil kunst maken "die niet op haar kont zit in het museum, maar aansluit bij de rotzooi van alle dag." Zijn onderwerpen zijn: kitsch, fastfood en alledaags gebruiksgoed.
Claes Oldenburg en Coosje van Bruggen lepelbrug en kers 1985 
Hij maakt driedimensionale voorwerpen. Toch is het moeilijk hem een beeldhouwer te noemen, misschien omdat zijn werk gepolychromeerd is, in een tijd waarin het niet de gewoonte is beeldhouwwerk te beschilderen. Of omdat ze gemaakt zijn van zacht materiaal, de zogenaamde soft sculpturesZijn werk heeft iets weg van dat van Segal, die ook door hem gemaakte objecten vaak met kant-en-klare voorwerpen combineert: eten op een blad of in een oven, of kleren op een stoel. Maar in tegenstelling tot Segals figuren zijn Oldenburgs voorwerpen enorm uitvergroot. Reusachtige wasknijpers, een kegelspel, een stempel met de tekst: FREE. 
De meeste voorwerpen uit zijn begintijd bestaan uit voedsel als sandwiches, gebak of hamburgers. Hij maakte ze aanvankelijk van gips, beschilderd met heldere verf, later van kunststof. Zijn stijl is in feite expressionistisch en de stukken zijn veel groter dan ze in werkelijkheid zijn: overdreven in afmeting en in kleur. Later werk van Oldenburg ontstond in samenwerking met Coosje van Bruggen.

James Rosenquist (1933)
Jim Dine vier harten 1969
Net als Andy Warhol werkte Rosenquist aanvankelijk in de reclame als billboard schilder. Hetzelfde enorme formaat gebruikte hij later voor zijn schilderijen. Ook nam hij vrijwel klakkeloos beelden uit de reclame-industrie over. Hij 'verknipte' deze beeldfragmenten tot nieuwe composities in enorme environmental paintings.

Jim Dine (1935)
Het werk van Jim Dine is wat persoonlijker; hij schildert werken met titels als: mijn atelier of: mijn ervaringen als schilder. Zelf zegt hij: 'pop-art houdt zich bezig met de buitenkant, ik met de binnenkant'.
Met assemblages en schilderijen van badjassen die in advertenties te koop werden aangeboden, verwees Jim Dine naar het begrip identiteit: kleren maken de man. Daarnaast maakte hij series schilderijen en prints van harten.

George Segal (1924-2000)
Segal plaatste levensgrote, vaak witte gipsfiguren in een omgeving van werkelijke voorwerpen met tafels, banken, een kraampje, een gokautomaat, of een werkende Coca-cola automaat. Het realisme van deze voorwerpen schept een vervreemdende sfeer rond de figuren die contrasteren met hun omgeving. De menselijke figuren zijn meestal neergezet in een houding die kenmerkend is voor de gekozen situatie. Het werk van Segal gaat soms over existentiële vragen en trauma's, maar laat ook situaties zien die je zelf misschien vaak meemaakt.
Segals figuren zijn gemaakt van gipsen afdrukken van echte mensen. Stukje bij beetje pakte hij het lichaam van zijn model in met vochtig gipsverband. Wanneer de uitgeharde gipsafdruk verwijderd was, voegde hij de verschillende onderdelen weer samen en bewerkte de buitenkant, waarbij hij de oppervlakte kon modelleren en verbeteringen aan kon brengen.

Frankrijk Nouveau Réalisme
Arman (1928-2005) 
Bekijk HIER de website van Arman.

Arman maakte een reeks kunstwerken van kapot gesmeten of verzaagde objecten als typemachines, wekkers, of violen. Hij gaf het toeval ook vrij spel in een andere vorm van aantasting: verbranding. 
Iets zorgvuldiger bewerkt zijn de Coupes, waarbij Arman verzaagde objecten hergroepeerde, met als gevolg dat de formele aspecten nadruk krijgen. Je moet even goed kijken voordat je de onderdelen herkent: in gedachten reconstrueer je dan de vorm en zoek je de relatie met zijn oorspronkelijke functie. Arman gaf dit werk vaak een poëtische titel, iets om over na te denken. "Virtuositeit" is de hoogste vaardigheid in een vorm van kunst. Van ons wordt ook enige creativiteit verwacht.
Een vroege accumulatie is Paradoxe du Temps; die bestaat uit een platte kast vol oude wekkers. De kast is letterlijk opgevuld; Arman heeft zoveel mogelijk wekkers, met de wijzerplaat boven, ingepast. Zo ontstond een ritmische compositie, waarbij de wekkers los zijn gemaakt van hun functie. Alle wijzerplaten geven een andere tijd aan, wat een vervreemdende werking heeft.

Het ging Arman om de esthetiek van toevallig ontstane structuren. 
De toepassing van 'dagelijkse' objecten weerspiegelt een gerichtheid op de leefomgeving: de werkelijkheid wordt als direct vormmiddel gebruikt. De Nouveaux Realisten zagen de wereld als een tafereel. Het werk vraagt een actieve instelling van de toeschouwer: er wordt van ons een actieve verbeeldingskracht en denkkracht verwacht. 

Rond 1963 (Arman had toen wat geld verdiend aan zijn kunst) ging hij behalve oude, verbruikte spullen ook nieuw materiaal gebruiken, meestal onderdelen van industriële serieproducten die hij in plexiglas of polyester verwerkte. Hij ordende deze in een strenge regelmaat.
Arman poubelle van Jim Dine 1961

Als Arman afval in een doorzichtige kast tentoonstelt en dit tot kunstwerk verklaart, lijkt hij alle waarden die aan kunst worden toegekend te willen ontkennen. Houdt hij ons voor de gek? Maar met dit werk wil hij ons laten nadenken: afval is van zijn dagelijkse functie ontheven, opgehoopt materiaal. Door het afval onveranderd over te nemen in een plexiglazen kast maakt hij er een inhoudelijk aandachtspunt van: het lijken wel toevallige vormen, maar welke rol heeft het materiaal heeft gespeeld voor degene die het weggooide? Arman wilde ons meenemen in zijn fascinatie voor de identiteit en individualiteit die elk voorwerp heeft. Hij daagt je uit om zelf je fantasie te gebruiken.

Bij een Poubelle is een kast van helder plexiglas bijna geheel gevuld met afvalmateriaal, als melkflesdoppen, sigarettendoosjes, haar, een medicijndoosje, een brok stokbrood, stukken steen, schuimrubber, een lampje, plantenbladeren, resten golfkarton, zilverpapier, touw, stro, glas, een entreekaartje, de inhoud van een stofzuigerzak.... Er heeft geen kwalitatieve selectie plaatsgevonden, het is niet geordend: de rommel is gewoon in een bak gegooid. Dat dit als kunst werd gepresenteerd was voor veel mensen een onaanvaardbare provocatie. Een tentoonstelling van Arman in 1965 veroorzaakte dan ook een enorme rel. De 'poubelles' staan haaks op het verwachtingspatroon van een museumbezoeker, en vormen een typerend voorbeeld van het autonome karakter van moderne kunst. Twintigste-eeuwse kunstwerken concentreren zich op aspecten die alleen met kunst zelf te maken hebben (L'art pour l'art). 
Arman transformeerde waardeloos materiaal tot een kunstwerk, alleen door een verandering van context. 

Soms benadrukte Arman individualiteit door de herkomst van het afval aan te geven. Allerlei voorwerpen, die hij veelzeggend vond voor een bepaald persoon, verzamelde hij in een doorzichtige kast en maakte zo een portret van de betrokkene. In een portret van zijn vrouw Eliane zijn handschoenen, een blonde haarlok, een papiertje met astrologische aantekeningen, een bandrecordertape, een fotootje van hemzelf, een tekstboek van Wagner's Parcifal en wit ondergoed verzameld, die een indruk geven van Eliane's uiterlijk, gewoonten en liefhebberijen.

Christo (1935) en Jeanne-Claude Javacheff (1935-2009) 
Ook Christo begon in de jaren '60 met het inpakken van objecten, maar hij wilde daarmee geen sfeer van geheimzinnigheid of taboe opwekken. Door het inpakken wees hij op de betekenis en vorm van die delen van de realiteit die hij bedekte. In 1958 verpakte hij eerst 'gewone' voorwerpen: flessen, blikken, meubels, en geheimzinnige vormen die door het verpakkingsmateriaal niet meer herkenbaar zijn.
Later pakte hij met duizenden vierkante meter textiel of nylon complete gebouwen, bruggen en zelfs eilanden in. Christo en zijn vrouw Jeanne-Claude werken inmiddels op zo'n grote schaal dat elk kunstwerk een project wordt waar honderden mensen aan meewerken. Met de opbrengst van (gesigneerde) tekeningen en foto's kunnen de Christo's steeds grotere, nieuwe projecten financieren.
Christo en Jeanne-Claude: ingepakte Rijksdag 1995
Je kan zeggen dat Christo Pop Art sculpturen maakt, omdat het werk een omschreven, aan de bestaande werkelijkheid ontleende vorm heeft. Anderzijds heeft het ook kenmerken van een performance, van conceptual art, minimal art en -waar hij in het landschap 'ingrijpt'- van land-art.

Jean Tinguely (1925-1991)
Jean Tinguely Baluba

Al in zijn kindertijd experimenteerde Tinguely met allerlei fantasieapparaten. Van het door de consumptiemaatschappij uitgebraakte afvalmateriaal construeerde hij anarchistische antimachines. 
Het combineren van driedimensionale voorwerpen heet assemblage. Het wordt dan een ruimtelijk kunstwerk van echte voorwerpen. Het werd bij Tinguely kinetische kunst, die ook werkelijk beweegt, tekent, zich verplaatst, ballen uitspuugt of zichzelf vernietigt (hommage a New York 1960). De beweging of actie ontstond soms door een mechaniek in het kunstwerk, of doordat de toeschouwer het werk in beweging zette.

Tinguely presenteerde ook een 'Métamatic', een met oud ijzer in elkaar geknutselde machine, die bij inschakeling van de motor een warrige tekening produceerde. Deze 'Métamatic' is een parodie op de abstract expressionisten.

Niki de St. Phalle (1930-2002)
Niki de St. Phalle  drie Gratiën
Niki de Saint Phalle begon haar carrière als model voor glossy tijdschriften als Vogue, Elle en Life. In haar latere sculpturen bracht ze op een kleurige, speelse manier een eigen visie op vrouwelijke kwaliteiten in beeld. De veelkleurige, mollige vrouwenfiguren die haar wereldberoemd maakten noemde ze Nana's: het zijn vruchtbaarheidsgodinnen, die later de functie van beschermengeltje kregen.

Aan de ingang van het 'Moderna Museet' in Stockholm installeerde Niki de St. Phalle een monumentale sculptuur: een liggende 'Nana' van 28 meter lang, 9 meter breed en 6 meter hoog. Dagelijks betraden duizenden nieuwsgierige bezoekers het kunstwerk via de vagina van deze gigantische 'Hon'. Binnen waren een bioscoop en een bar; en overal stonden bewegende sculpturen en machines van haar vriend Jean Tinguely.

Na bezoeken aan Gaudi's Parc Guell en het Palais Ideal van Ferdinand Cheval kreeg ze het plan voor een tuin waarin kunst en natuur een geheel vormen. Als uitgangspunt koos ze symbolische figuren uit de Tarot. Op een terrein in Garavicchio (Toscane) kon Niki de St. Phalle het project realiseren: ze heeft er twintig jaar aan gewerkt. Een aantal van de reusachtige sculpturen in de tuin zijn bewoonbaar. In 1998 werd "Le Jardin des Tarots" geopend.

Daniel Spoerri (1930)
Spoerri werd beroemd met zijn tableau-pièges: 'Ik maak toevallig gevonden voorwerpen vast zoals ik ze aantref" (piège=strik). "Ik probeer situaties, die door het toeval tot stand zijn gekomen, te vangen.. .. In mijn werk is de optische les dat de aandacht wordt gevestigd op situaties van ons dagelijks leven, die bijna nooit worden opgemerkt. Met andere woorden: de expressieve bijzonderheid en de juistheid in de vorm van het toeval op elk willekeurig ogenblik.
Daniel Spoerri  tableau-piège - assemblage
Hier zijn de resten van een maaltijd bijvoorbeeld op dezelfde tafel vastgemaakt als die waaraan de maaltijd is genoten, en deze tafel is aan de muur bevestigd... Het toeval: ik ben slechts zijn ijdele en nederige dienaar. IJdel omdat ik zijn voorstellen waarvoor ik zelf niet verantwoordelijk ben, met mijn naam signeer, en nederig omdat ik mij ermee tevreden stel slechts zijn besturing te zijn...."
Spoerri opende zelfs een restaurant, waar bezoekers na de maaltijd konden vragen om een tableaux-piège. De kunstenaars lijmde dan alles wat op tafel stond vast, bevestigde plastic over de asbak zodat het tafelblad aan de muur gehangen kon worden.

Begrippen

Collage
Combine-painting
Assemblage
Environment
Oeuvre
Objet trouvé
Encaustiek
Zeefdruk
Cliché
Plans